
Jurisprudentie
BJ4551
Datum uitspraak2009-07-31
Datum gepubliceerd2009-08-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers22-006816-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers22-006816-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
De verdachte heeft getracht zijn buurman zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem achterna te rennen en gericht te spuiten met een plantenspuit gevuld met wasbenzine en een gasbrander.
De aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eisen naar ‘s hofs oordeel het opleggen van de maatregel tot terbeschikkingstelling van de verdachte, met bevel dat hij van overheidswege wordt verpleegd. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte zoals vermeld ten tijde van het plegen van het feit lijdende was aan een zodanig ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens dat dit feit hem in zijn geheel niet kan worden toegerekend.
Uitspraak
Rolnummer: 22-006816-08
Parketnummer: 12-715362-08
Datum uitspraak: 31 juli 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Middelburg van 17 december 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [geboortedag] 1950 te [geboorteplaats],
[adres],
thans verblijvende in Jeugdhuis van Bewaring
De Sprang te 's-Gravenhage.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 17 juli 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 augustus 2008 te Rilland, gemeente Reimerswaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever] van het leven te beroven, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (van dichtbij) met een brandende (vloei)stof/gas in de richting van die [aangever] heeft gesproeid/gespoten en/of (kort) achter die [aangever] aan is gelopen/gerend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en voor zover terzake het onder 1 tenlastegelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 30 augustus 2008 te Rilland, gemeente Reimerswaal, [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (van dichtbij) met een brandende (vloei)stof/gas in de richting van die [aangever] gesproeid/gespoten en/of (kort) achter die [aangever] aangelopen/aangerend, althans (een) da(a)d(en) van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 30 augustus 2008 te Rilland, gemeente Reimerswaal, een of meer wapens van categorie II, te weten onder 5, een (onderdeel van) een stroomstootwapen (Manergy, Police 750 KV) en/of, onder 6, een spuitbusje pepperspray (nr. Sicher KO Pepper-spray), voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 30 augustus 2008 te Rilland, gemeente Reimerswaal, een plantenspuit met wasbenzine (in combinatie met een gasbrander), zijnde een wapen(s) (welke samen een wapen vormen) van de categorie II, onder 7, heeft gedragen.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder
1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde ontslagen van alle rechtsvervolging en heeft de rechtbank de terbeschikkingstelling van de verdachte gelast met het bevel tot dwangverpleging van overheidswege. Tevens is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 30 augustus 2008 te Rilland, gemeente Reimerswaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (van dichtbij) met een brandende vloeistof in de richting van die [aangever] heeft gespoten en (kort) achter die [aangever] aan is gerend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 30 augustus 2008 te Rilland, gemeente Reimerswaal, een wapen van categorie II, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef, categorie II onder 6e een spuitbusje pepperspray (nr. Sicher KO Pepper-spray), voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 30 augustus 2008 te Rilland, gemeente Reimerswaal, een plantenspuit met wasbenzine (in combinatie met een gasbrander), welke samen een wapen vormen van de categorie II, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef, categorie II, onder 7e, heeft gedragen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van
de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging
van overheidswege zal worden opgelegd.
Het hof heeft de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft getracht zijn buurman zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem achterna te rennen en gericht te spuiten met een plantenspuit gevuld met wasbenzine en een gasbrander. Aldus heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van het slachtoffer, zoals ook naar voren wordt gebracht in de schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 17 juli 2009. Daarnaast brengen dergelijke delicten gevoelens van angst en onveiligheid teweeg in de samenleving, zeker wanneer deze, zoals in dit geval is gebeurd, plaatsvinden in het openbaar en in de directe woonomgeving van het slachtoffer.
Voorts heeft de verdachte onbevoegd pepperspray voorhanden gehad, zijnde een wapen in de zin van de Wet Wapens en Munities. Ongecontroleerd wapenbezit levert gevaren op voor de veiligheid van anderen. Hiertegen dient dan ook krachtig te worden opgetreden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de navolgende rapportages:
- Het psychologisch onderzoek Pro Justitia, d.d. 7 november 2008 opgesteld door de deskundige
I.J.G.P. Neissen, forensisch psycholoog.
- Het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia, d.d. 11 november 2008 opgesteld door de deskundige Prof. Dr. C.E.P. Dillen, forensisch psychiater, Vrije Universiteit Brussel.
- Het Voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 21 november 2008 opgesteld en ondertekend door D.J. van Dijke, reclasseringswerker.
De psycholoog en de psychiater concluderen dat de verdachte lijdt aan een waanstoornis met paranoïde, vergiftigings- en betrekkingskenmerken. Tevens wordt geconcludeerd tot de aanwezigheid van een schizofreniforme stoornis. Voorts is er sprake van een alcoholabusus.
Op grond van de psychiatrische stoornis die zich eveneens voordeed ten tijde van het tenlastegelegde, concluderen zowel de psychiater als de psycholoog dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar geacht dient te worden.
De psychiater en de psycholoog achten behandeling in het kader van een TBS-maatregel met verpleging noodzakelijk, om enerzijds (langdurige) behandeling te waarborgen, anderzijds ter beveiliging van de maatschappij.
De kans op recidive wordt zeer hoog geacht vanwege het totale gebrek aan ziekte-inzicht en het feit dat zijn waansysteem zich uitbreidt naar zijn omgeving, in het bijzonder de mensen om hem heen. De waanovertuiging van de verdachte heeft zich inmiddels ontwikkeld tot een toestand waarbij hij eerder in de aanval zal gaan om zichzelf te verdedigen dan een afwachtende defensieve houding zal aannemen. Een waanstoornis is een zeer lange en meestal zelfs blijvende stoornis, wat de relatief korte termijn van een behandeling in het kader van artikel 37-39 van het Wetboek van Strafrecht in een algemeen psychiatrisch ziekenhuis onvoldoende doet zijn.
Op grond van het vorenstaande is het hof met de deskundigen van oordeel dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en dat deze stoornis een grote rol heeft gespeeld bij het handelen van de verdachte. Voorts is het hof, met de deskundigen - in het licht van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde - van mening dat een behandeling in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht ontoereikend is om het gevaar van de verdachte voor de veiligheid van personen te beteugelen.
Het bestaan van dit gevaar voor de veiligheid van personen leidt het hof mede af uit de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de verdachte waarin hij aangeeft dat een medewerker in het huis van bewaring hem hypnotiseert. Om zichzelf te verdedigen had hij een elektrisch scheermes gedemonteerd zodat hij zich, indien noodzakelijk, met de scheermesjes zou kunnen verdedigen.
De aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eisen naar 's hofs oordeel het opleggen van de maatregel tot terbeschikkingstelling van de verdachte, met bevel dat hij van overheidswege wordt verpleegd. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte zoals vermeld ten tijde van het plegen van het feit lijdende was aan een zodanig ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens dat dit feit hem in zijn geheel niet kan worden toegerekend. Aan de wettelijke voorwaarden is voldaan.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging van overheidswege een passende en geboden reactie vormt.
Het door de verdachte in zijn laatste woord gedane verzoek om onderzoekgegevens van een dokter uit Duitsland en foto's van zijn huisarts aan het dossier toe te voegen, wordt niet door het hof gehonoreerd. Het hof is van oordeel dat de verdachte de mogelijkheid had deze zelf ter terechtzitting in hoger beroep aan het hof te overleggen. Voorts acht het hof informatie omtrent de door de verdachte gestelde fysieke gevolgen van de vergiftiging door zijn buurman, gelet op de conclusies van de psycholoog en de psychiater, niet noodzakelijk.
Beslag
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep geconcludeerd tot:
- onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen zoals deze zijn vermeld onder de nummers 5, 9, 11, 12 en 15 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen,
- verbeurdverklaring van de voorwerpen zoals vermeld onder de nummers 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 8 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen,
- de overige op de beslaglijst vermelde goederen worden teruggegeven aan de verdachte.
De voorwerpen zoals vermeld onder de nummers 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 8 zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu met betrekking tot die kleding het onder 1 bewezenverklaarde is begaan. Het hof zal deze voorwerpen daarom verbeurdverklaren en heeft daarbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De voorwerpen zoals vermeld onder de nummers 5, 9, 11, 12 en 15 zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar (onder meer) het onder 2 en 3 bewezenverklaarde feit werden aangetroffen en deze aan de verdachte toebehorende voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl de voorwerpen van zodanige (strafbare) aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Alle overige goederen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
Vordering tot schadevergoeding [aangever]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever] zich middels zijn raadsvrouw E.H.J. Theeuwen als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 subsidiair tenlastegelegde, tot een bedrag van € 133,60.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 133,60.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 27, 54 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte niet strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde en ontslaat deze van alle rechtsvervolging.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
Beslist ten aanzien van de in beslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals deze zijn vermeld op de in kopie aan dit arrest gehechte beslaglijst als volgt:
- Verklaart verbeurd: 1x een gasinstallatie, 1x een hogedrukspuit, 2x een pepperspray, 1x een stroomstootwapen, 7 liter benzine, 1x een fles spiritus;
- Verklaart onttrokken aan het verkeer: 1x een slagwapen, 3x een chemisch schoonmaakmiddel (Glorix, zoutzuur wit en zoutzuur bruin) en 2x gas.
- Gelast de teruggave aan de verdachte van: alle overige goederen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij tot het gevorderde bedrag van
€ 133,60 (honderddrieëndertig euro en zestig eurocent)
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn vooralsnog begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Dit arrest is gewezen door mr. G.J.W. van Oven,
mr. J.C.F. van Gelder en mr. M. Moussault,
in bijzijn van de griffier mr. S.S. Mangal.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 31 juli 2009.